Zoeken naar het antwoord


Zoeken naar het antwoord



Een antwoord vinden op een koan kan een tijdje duren. De vraag luidt: Wat is de zin van het leven? Waarom zou het antwoord niet komen door met aandacht het gewone leven te leven. Dat betekent ook: ons mam bezoeken, in het verpleeghuis.

Susanne Schellekens, Zen.nl Den Bosch

Ik ben op weg met de trein naar Den Bosch, naar zenles; ik voel me wat wiebelig, door wat me vandaag is overkomen en wat ik te horen kreeg, maar ik vind het fijn dat ik naar zen kan. Ik sla mijn zenschriftje open en lees mijn laatste antwoord op de koan waar ik mee bezig ben: Wat is de zin van het leven? Vorige week na dokusan, waarin ik wel weer een goed, maar niet het juiste antwoord had gegeven, kwam het volgende antwoord in me op: Zien dat dit het is. Ik lees dus in de trein dit laatste antwoord, kijk naar buiten en voel me emotioneel, het raakt me enorm en ik weet eigenlijk helemaal niet waarom. Dit antwoord zal ik gaan geven vanavond tijdens dokusan.

Tranen
Met deze gedachte loop ik de trein uit en baan me een weg door de mensenmenigte. De zendo ligt een paar minuutjes lopen van het station, maar die voelen als een eeuwigheid; het lijkt alsof alles om me heen vertraagd wordt afgespeeld: ik zie alles, hoor alles, ruik alles en voel alles. Als iemand me op dit moment zal aanspreken, dan zal ik in tranen uitbarsten. Of die tranen van geluk of van verdriet komen, weet ik niet, maar het voelt goed: Dit is het!
         De les is fijn; ik voel me veilig in de groep. Tijdens dokusan zeg ik dat ik weer een antwoord heb op de koan: Wat is de zin van het leven? Met een brok in mijn keel zeg ik: ‘Zien dat dit het is.’ Tom geeft aan dat het een nieuw antwoord voor hem is – mooi, maar (natuurlijk) niet hét antwoord. ‘Verder nog iets?’, vraagt hij. Ik val stil. Er is genoeg te delen maar dat is te veel voor dit moment. Daarom antwoord ik: ‘Nee, het is goed zo.’ Ik ga weer op mijn kussen zitten, de tranen biggelen over mijn wangen, maar het voelt goed, ik voel me veilig in de groep en mijn antwoord komt nog regelmatig voorbij: Dit is wat het is.

Ons mam
Die avond ga ik rustig en zenvol naar huis, praat nog even na met mijn man over de les en ga naar bed. De volgende ochtend ga ik sporten. Daarna stap ik op de fiets met een tas vol schone was naar het tehuis waar mijn moeder woont. Ik groet de altijd zo vriendelijke receptioniste, de dames van het restaurant, toets twee keer de code in om mijn moeders afdeling op te kunnen, en ik groet een paar verpleegkundigen op weg naar de huiskamer. Vlak voor ik die binnenloop, fluit ik ons familiefluitje, kijk om de hoek en zie ons mam al opkijken: hé, iets bekends! Ze zit lekker te breien in haar stoel, ze kijkt blij als ze me ziet: ‘Hé Suus, wat kom je doen?’ ‘Ik kom de was brengen mam, en misschien heb je zin om een stukje te wandelen, het is mooi weer.’ ‘Prima’, zegt ze.
We brengen de was naar haar kamer. We passeren enkele bewoners, allemaal in hun eigen bubbel, hun eigen afwezigheid van het dagelijks leven, maar wel in het nu.
         Ons mam pakt me bij de arm en samen lopen we de afdeling af. Als ik de code intoets zegt ze: ‘Oh, Suus, ik ben zo blij dat jij erbij bent, ik had zelf nooit geweten hoe dit moet. Dan zijn we buiten. ‘Wat een prachtige bloemen! En kijk eens daar in de lucht, een vliegtuig, goh daar heb ik toch ook nog in gezeten, ben blij dat ik dat meer hoef.’ We lopen verder; net als elke keer als we hier lopen, vraagt ze welke tante toch in deze straat gewoond heeft. Elke keer antwoord ik weer dat ik het niet weet, dat die huizen er nog maar een paar jaar staan en dat mijn tantes al veel langer dood zijn. Ze moet lachen. ‘Ik begin ook steeds meer te vergeten, zegt ze, ‘ik ben ook vaak aan het prakkiseren over Martien (haar man, mijn vader), ik weet niet meer hoe lang hij dood is en wat er toch is gebeurd. Maar ik ben wel blij dat ik jullie heb, ben zo blij met mijn kientjes! Als ik jullie maar niet vergeet…’ Ik zeg: ‘Mam, wij zullen er altijd voor jou zijn, en zullen jou nooit vergeten!’ Zo wandelen we een klein rondje, ik wacht af wat ons mam wil zeggen, we babbelen wat en ik geniet van het vasthouden van haar hand, van het moment. ‘Ik ben zo blij dat ik hier ben’, zegt ze, ‘ik hoef voorlopig nog niet te gaan, ik wil voorlopig nog niet gaan. Ik heb het goed hier, ik ben toch niet vervelend voor jullie, hè?, vraagt ze ‘niet voor het eerst. Ik zeg: ‘Nee mam, je bent een lieve schat, en ik vind het fijn om bij je op bezoek te komen.’ En dan kijkt ze me zo dankbaar en liefdevol aan.
         Na een kopje koffie in het restaurant, wil ons mam weer graag terug naar haar afdeling. Als we afscheid hebben genomen, loop ik weer door de gang en maak nog even contact met een bewoner die heerlijk rustig op een stoel naar buiten tuurt. ‘Bent u lekker aan het genieten?’, vraag ik. ‘Ja, heerlijk, ik ben hier even aan het uitrusten, maar ik woon hier niet hoor.’ Een heel verhaal vertelt ze, het voelt zo fijn om er ook voor haar even te kunnen zijn. Ik toets mezelf weer naar buiten, zwaai nog een keer naar de dames van het restaurant en van de receptie en stap op mijn fiets.

Dit is het
Ik rijd de straat uit en ik zeg tegen mezelf – ik meen zelfs hardop –: ‘Ja, dit is het!’ Weer biggelen de tranen over mijn wangen, ik kijk naar boven en zie de zonnestralen door de bomen en hoor de beiaardier spelen op het carillon, zoals elke vrijdagochtend. Alles komt zo binnen, de geur van de vis van de markt, ik voel de wind door mijn haren. Ik zet toch maar even een zonnebril op; niet iedereen hoeft me zien huilen. Als ik thuiskom, vraagt mijn man: ‘Oh, ben je verdrietig?’ ‘Ja!’, zeg ik en weer barst een bui los. Hij zegt: ‘Kom eens hier.’ Ik laat me vangen in zijn armen en zeg: ‘Dit is het gewoon!’ Ik voel me helemaal ontladen, het mag er zijn, het doet me goed.

Ook al was dit antwoord weer niet het antwoord, het is wel mijn antwoord. Ik ben benieuwd wat het volgende antwoord me zal brengen.

*Een week nadat ik dit artikel schreef, gaf ik tijdens dokusan Het goede antwoord! :-)