Sesshin over vriendschap
Rients zal de komende sesshin van 20 t/m 26 januari 2019 leiden in Lochem. Het thema is De zin van het leven. Er is voor de snelle beslisser nog 1 plek beschikbaar.
Klik hier voor meer informatie en aanmelding.
De herfstsesshin onder leiding van Lilian stond in het teken van ‘vriendschap als keuze’. Inspiratie ervoor kwam van veel schrijvers én uit het sesshinboek. Deze week een impressie van een aantal reflecties op gebruikte citaten.
Lilian DaiShin van der Vaart, Zen.nl Eindhoven Veldhoven
‘In zen wordt eigenlijk niet over vriendschap gesproken.’ Dat is de eerste reactie die ik krijg als ik een paar mensen vraag naar zenteksten over vriendschap. Goed beschouwd is dat niet vreemd, er wordt immers in zen over veel dingen niet gesproken. Ervaar het maar, is de centrale boodschap.
Ervaren
En ja, ook vriendschap is een ‘ervaringsrijke aangelegenheid’ aldus Wil Derkse, schrijver van het boek
Over vriendschap, dat ik voor deze sesshin uitkoos. En ja, juist in zen ervaar ik veel goede vriendschappen. En in mijn ervaring klopt het ook wel dat ik met mijn vrienden niet zozeer over onze vriendschap praat, maar dat we die eenvoudigweg samen beleven – met sommigen al meer dan dertig jaar, met een zelfs al bijna zestig jaar. Derkse noemt praten met je vrienden over die vriendschap zelfs een hachelijke onderneming, en daar herken ik wel iets in.
Het past ook niet bij onze stijl om alleen maar te zwijgen, en zonder teisho’s wordt de
sesshin wel een erg spartaanse aangelegenheid. Bovendien valt er over ervaringsrijke aangelegenheden natuurlijk best iets te zeggen. Zelfs in zen – getuige de vele mooie verhaaltjes – waarin je soms wel degelijk vriendschap voelt doorklinken in de manier waarop leraar en leerling, of zenmeester en de vrouw van het theehuis, met elkaar omgaan. Ik vind in
Zen-zin en Zen-onzin van Paul Reps zelfs één verhaaltje dat expliciet over vriendschap gaat, tussen een harpspeler en zijn vriend. Zulke beschrijvingen illustreren iets dat jou als lezer of luisteraar beroert. Hoe brengt het jou in beweging? Koans zijn het.
Filosofie en romans
Voor beschouwingen over vriendschap moet je bij westerse filosofen en andere schrijvers zijn. Juist in onze cultuur is er ongelooflijk veel en mooi over geschreven. Van Socrates tot Yvonne Keuls, van Augustinus tot Het Goede Doel, door de eeuwen heen ondernamen velen pogingen om niet alleen de persoonlijke vriendschapservaring te verwoorden, maar ook te reflecteren op het belang van vrienden voor ons menszijn. Als we willen bezien wat vriendschap in de context van zen in ons moderne westerse bestaan kan betekenen, dan zijn die westerse bronnen heel relevant.
Wat opvalt is dat vaak wordt geschreven vanuit een ideaalbeeld van vriendschap – vanaf Aristoteles in elk geval. ‘De beste of échte vriend(schap)’ is… Waar Socrates als een soort zenmeester zijn dialoog over vriendschap nog eindigt met niet-weten, komt Aristoteles met een keurige indeling in niveaus die het denken over vriendschap daarna zeer bepaalt. Montaigne spreekt in zijn
Essais over de hoogste vorm van vriendschap die uiterst zeldzaam is. Nietzsche lijkt zelfs te zeggen dat echte vriendschap niet bestaat.
Tijdens de sesshin zei iemand tegen me dat ze vriendschappen zoals op deze manier beschreven niet kent. Ik ook niet. Mijn vrienden zijn niet ideaal, ik ben dat ook niet, en dat weten we van elkaar. Het ideaalbeeld maakt me pijnlijk bewust van ‘de rafelrandjes’ van mijn vriendschap: daar waar die
niet aan dat ideaalbeeld voldoet. Misschien schreven de filosofen er zo over, omdat ze die rafelrandjes liever niet wilden kennen. Wellicht vonden ze het ideaal de moeite waard om naar te blijven streven, zonder gehecht te zijn aan het resultaat. Beide motieven ken ik. En juist daarin (onder)vind ik echte vriendschap.
Menselijk, al te menselijk
‘Een leven zonder vriendschap is geen menselijk leven’, volgens Aristoteles. Deze uitspraak geldt zeker voor mij, en ik denk dat velen die zullen herkennen. In de krant las ik onlangs een stukje over eenzaamheid onder jongeren die geen of weinig vriendschappen hebben. Daardoor voelen ze zich geïsoleerd en hun gevoel van eigenwaarde laat te wensen over. Bekend is dat mensen langer leven en gelukkiger zijn als ze goede sociale contacten hebben. Voor alleenstaanden zijn vriendschappen dan ook cruciaal.
Wil Derkse begint zijn boek
Over vriendschap met op te sommen wat vriendschap allemaal niet is en niet brengt. Vervolgens stelt hij dat vriendschap ‘merkwaardig nutteloos’ is, ‘weinig directe overlevingswaarde’ kent, ‘net zo min als bijvoorbeeld Brahms’
Vioolconcert dat heeft.’ Ze is ‘niet nodig voor de instandhouding van de soort’.
Een interessante gedachte, zeker in het licht van Aristoteles’ uitspraak. En strikt genomen heeft Derkse misschien ook wel gelijk, puur biologisch gezien. Tegelijkertijd wringt het ontzettend als je zijn uitspraken vergelijkt met ‘een leven zonder vriendschap is geen menselijk leven’, de uitspraak van Aristoteles. Wat is leven, wat overleven? Natuurlijk gaat het over overleven, in de auto op de snelweg, als er weer een levensgevaarlijke situatie ontstaat, of je een bericht krijgt van het Bevolkingsonderzoek dat er iets verdachts gevonden is in je borst of je darmen. Maar vervolgens heb je toch vaak sterk de behoefte je goede vriend(in) te vertellen wat je is gebeurd.
Het boeddhistisch gedachtengoed benadrukt dat wij intrinsiek met elkaar en met alles om ons heen verbonden zijn. Alles bestaat bij gratie van al het andere. We kunnen onszelf wel los
denken van anderen, maar het lot van de mensen zonder vrienden laat inderdaad zien dat we niet echt los van elkaar kunnen bestaan. In dit licht bezien zou je kunnen zeggen dat vriendschap in onze genen zit en zelfs voor ons overleven van belang is. Het lijden van de mensen zonder vrienden betekent immers dat zij in het gemis ervan de vriendschap juist wél kennen. In de eenzaamheid en de depressie die dat gemis teweegbrengen liggen zelfmoordgedachten op de loer. Vriendschappen bieden een structuur waarin we ons leven aankunnen en die voorkomt dat ons leven desintegreert. Als je het zo beschouwt, liggen leven en overleven heel dicht bij elkaar.
Eens in de driehonderd jaar
‘Omdat hij het was, omdat ik het was.’ Michel de Montaigne ontmoet op 25-jarige leeftijd Etienne de la Boétie, net als Montaigne jurist, en humanist. Er ontwikkelt zich tussen hen een intieme vriendschap. Vier jaar later sterft Etienne. Montaigne heeft daarna met niemand meer zo’n intense emotionele binding.
Eén van zijn
Essais gaat over vriendschap en het is volgens Wil Derkse een van de meest invloedrijke teksten over vriendschap in onze ideeëngeschiedenis. Net als Aristoteles onderscheidt Montaigne verschillende niveaus van vriendschap, maar in tegenstelling tot Aristoteles’ vrij zakelijke beschouwing, beschrijft Montaigne het hoogste niveau van vriendschap in de meest lovende termen, zoals belichaamd in zijn eigen vriendschap met Etienne. Het is een vriendschap die ‘slechts eens in de drie eeuwen’ voorkomt, stelt hij, ‘die zo volmaakt en totaal was, dat je iets dergelijks beslist niet gauw in de literatuur zult tegenkomen en waarvan onder mijn tijdgenoten al helemaal geen spoor valt te bekennen.’
De zinsnede ‘Eens in de drie eeuwen’ is er zo een die in het geheugen blijft steken. Bijzonder, maar ook idealiserend. Ik vraag me af wat er zou zijn gebeurd als Etienne was blijven leven, en hun vriendschap de tand des tijds zou hebben moeten doorstaan. Zou Montaigne dan nog zo lovend zijn geweest? Op zich heb ik zelf goede ervaringen met langdurige vriendschappen. En juist afgelopen zomer kon ik vaststellen dat zelfs een afstand in ruimte van duizenden kilometers en in tijd van zestien jaar, niets aan een vriendschap hoeft af te doen. Mijn Canadese vriendin met wie ik 34 jaar bevriend ben en die ik sinds 2002 alleen nog via e-mail sprak, bleek niets veranderd, op een paar rimpels en veel levenservaring na. Ideaal? Dat niet zozeer, maar zó de moeite waard, met alle deuken en blutsen. Kenden Michel en Etienne dat ook in die vier jaar?
Of kenden zij vooral dat wat Montaigne in een andere onsterfelijke frase zegt: ‘Omdat hij het was, omdat ik het was?’ Als de mannen elkaar voor het eerst persoonlijk ontmoeten hebben ze al van elkaar gehoord en gelezen, maar op dat moment van hun eerste ontmoeting is er direct dat bijzondere contact waarin ze weten dat ze vrienden zijn. Zo’n moment van herkenning van iets wat je niet kunt benoemen, maar onmiskenbaar – ja, daar is het weer –
ervaart. Dat wat we tegenwoordig ‘klik’ noemen, of ‘chemie’, maar waarvan we voelen dat die woorden ernstig tekortschieten. Die termen zijn te prozaïsch; je beseft allebei dat elke poging te verklaren hoe dat komt niet alleen vruchteloos is, maar zelfs de bodem onder dat gevoel kan wegslaan. Het enige wat er over te zeggen valt, is: ‘Omdat hij het was, omdat ik het was.’ Die nu-causale zin resoneert meer dan vier eeuwen na Montaignes dood nog steeds in het hart van wie die diepe vriendschap kent.