ZenActueel:
Iedere dag inspiratie voor een zenvol leven
De kunst van leven en sterven
Het thema van de laatste Ziop-dag was: ‘Zen en de kunst van het sterven’. Dat je om goed te kunnen sterven goed moet kunnen leven, besefte Seneca al. Voor veel mensen betekent dat een struggle for life. Een ontroerend inkijkje in het gevecht met depressiviteit.
Heleen Alders
We lopen twee aan twee door het Papengas richting de Waal. Die ochtend hadden we gesproken over de dood. Over wat doodgaan is, waar je bent als dode en over het echt aanwezig kunnen zijn bij een stervende. Prachtig was het, hoewel de twee vragen behoorlijk confronteerden. Hoe zou je absoluut níet willen sterven? en Hoe zou je het liefst (wél) willen sterven? De eerste vraag riep bij mij direct een afschuwelijk beeld op, waarin ik werd opgeslokt door een zee van vlammen – en nog veel erger, ik zag dat met mijn kinderen gebeuren. Ik was in tranen.
Dat echt nooit dus. Maar hoe zou ik dan het liefst wél willen sterven? Ik wilde beginnen met: als ik heel oud ben en: met mijn geliefden om me heen. Maar was dat werkelijk het eerlijke antwoord? Nee, want om eerlijk te zijn, sterven lijkt me zo erg nog niet. Wat een rust om niets meer te hoeven (zijn). Niet meer te hoeven worstelen met het leven. Niet meer te blijven zoeken naar wat de zin ervan is. En hoe ik zin aan mijn leven kan geven. De dood als een zoete slaap die nooit meer ophoudt.
Op dit moment lees ik
De grenzen van mijn taal, een klein filosofisch onderzoek naar depressie, van Eva Meijer. De heldere manier waarop zij haar eigen ervaring woorden geeft, raakt me. Ze beschrijft hoe haar waarneming en gevoel veranderden als ze depressief is, en ze onderzoekt hoe mensen met terugkerende depressies als scheve bomen doorgroeien; niet hun hersenen, maar hun ziel verandert. Volgens Eva Meijer ervaart iemand in een depressie een verlies; daarom lijkt een depressie op rouw. Alleen slaat het verlies naar binnen, waardoor iemand die in een depressie zit, zich terugtrekt in het ego, wat leidt tot verlies van het ‘ik’. Je zou bijna zeggen: dat klinkt als de ideale verlichting.
Praten over (mijn) sombere gevoelens is lastig. Dat doe je niet; blij zijn is de norm. En doe je het wel, dan is het vaak pijnlijk, hoe begripvol die ander ook probeert te reageren. Maar in hoeverre accepteer ik zelf mijn gevoelens? Sinds mijn veertiende ben ik vertrouwd met sombere gevoelens, dat is al bijna 25 jaar. Ik dacht altijd dat het aan mezelf lag en dat ik het dus moest oplossen. Veel therapie en training liggen daaraan ten grondslag. Tot ik werkelijk zo diep was gezonken, dat ik niet meer verder kon – het zoeken had een halte bereikt.
Eenmaal uit dit dal geklommen, wilde ik alleen nog maar zitten. Zo ontstond mijn zen-leven, bijna vijf jaar geleden. Sinds die tijd mag mijn sombere kant er meer zijn – maar nog wel alleen ín mij. Erover praten doe ik nauwelijks. En écht depressief ben ik evenmin, want ik functioneer goed, heb werk, een gezin en voel me lang niet altijd somber – dus wat zeur ik nou.
Terug naar het Papengas, waar we twee aan twee wandelen en spreken over de dood. Mijn gesprekspartner en ik kennen elkaar niet, dat was ook de bedoeling. We hebben ieder een kwartier om aan de ander te vertellen wat de dood voor ons betekent. Ik begin en vertel mijn verhaal. Als ik ben uitgesproken, zegt mijn gesprekspartner: ‘Ik heb eigenlijk precies hetzelfde verhaal’. En hij vertelt over hoe moeilijk hij het vindt zin te geven aan het leven, over zijn gevecht met het leven en de dood. We spreken over hoe moeilijk het is om dit te delen en hoe en over het gevoel van eenzaamheid dat gepaard gaat met depressieve gevoelens. Maar we spreken ook uit hoeveel kracht we krijgen door steeds weer voor het leven te kiezen en dat het belangrijk is onszelf te laten zien.
Ik ben dankbaar voor de bijzondere ontmoeting met deze onbekende. Ik ervaar hoe wonderlijk het is dat wij nu net elkaar troffen.