whatsapp
 

 

ZenActueel:
Iedere dag inspiratie voor een zenvol leven








De geest is ongrijpbaar



Ook al in de middeleeuwen wilde men rust. Michel Dijkstra, gastdocent in onze zenlerarenopleiding, promoveerde onlangs op onderzoek naar twee grote meditatie-leraren uit die tijd. Za. 16 november spreekt hij hierover. Hier een hoofdstukje uit zijn nieuwe boek.

Uit: In allen dingen heb ik rust gezocht / De weg naar eenheid van Meister Eckart en zenmeester Dogen. Dr. Michel Dijkstra, uitgeverij Vantilt

De authentieke overdracht van de boeddhistische leer vindt volgens Dogen op intieme wijze plaats tussen meester en leerling, ‘van geest tot geest’. Het begrip ‘geest’ dat ik hier nu gebruik, is echter te beperkt om de lading van Dogens begrip shin te dekken. Eigenlijk betekent dit concept ‘hart/geest’, dat wil zeggen de eenheid van denken en voelen. Voor de met het dualistische denken van Descartes vertrouwde westerling vereist het doorgronden van shin enige herprogrammering. ‘Hart/geest’ impliceert namelijk dat er geen scheiding is tussen denken en voelen en tussen lichaam en geest. Het Japanse boeddhisme heeft dit begrip overgenomen uit de Chinese filosofie, waar het xin heet. Met name de opvatting van Zhuang Zi, de tweede grootmeester van het taoïsme, is van belang om Dogens denken over de mens te begrijpen:

Stil is het hart van de wijze! Het is de spiegel van hemel en aarde, de spiegel van de tienduizend dingen. Waarlijk! In het open en stil zijn, met vredige mildheid en in eenzame kalmte niet-doen, daarin ligt de grondslag van hemel en aarde en de hoogste uiting van de deugd van Tao; daarom zullen de vorst en de wijze immer daarin blijven. ‘Blijven’ wil zeggen: leeg zijn; uit leegte komt volheid, en met volheid komt volledigheid. Leegte betekent stilte, uit stilte komt beweging, en met beweging komt welslagen. Stilte wil zeggen: niet-doen, en door het niet-doen voltooien zij die met opdrachten belast zijn al hun taken.

Zhuang Zi merkt op dat de mens op twee manieren met zijn ‘hart/geest’ om kan gaan. Als hij ervoor kiest om zijn begeerte na te jagen, zit de geest ‘vol lianen’: hij heeft geen openheid meer, maar ziet de wereld alleen als een verzameling objecten die hem aantrekken of afstoten. De mens kan er echter ook voor kiezen om de ‘hart/geest’ leeg te maken. Op die manier wordt zijn ene geest de spiegel van alles wat is. Xin vormt zo de locus waarin de veelheid samenkomt. Bovendien impliceert de spiegelmetafoor dat de mens dankzij dit reflecterende vermogen in staat is om de werkelijkheid aan zichzelf terug te geven, zonder haar door enig oordeel schade te berokkenen. Een spiegel heeft immers geen waardeoordeel over hetgeen zij reflecteert: zij toont alles zoals het is.

In het Shobogenzo-onderdeel Kokyo of De permanente spiegel schrijft Dogen over deze metafoor:

Datgene wat alle boeddha’s en patriarchen ontvangen hebben en behouden hebben en doorgegeven hebben, is de permanente spiegel. Ze hebben dezelfde blik en hetzelfde gelaat, hetzelfde beeld en dezelfde vorm. Ze delen dezelfde bewustzijnsstaat en dezelfde ervaring. (…) Het verleden verschijnt, het verleden wordt gereflecteerd; het heden verschijnt, het heden wordt gereflecteerd; een boeddha verschijnt, een boeddha wordt gereflecteerd; een patriarch verschijnt, een patriarch wordt gereflecteerd.

Zen.nl, Zen, mediteren, In allen dingen heb ik rust gezocht, Meister Eckart, zenmeester Dogen, Michel Dijkstra, Boeddha, geest, zenlerarenopleiding, boeddhistisch, lichaam en geest, Indra's net

In deze omschrijving van de eeuwige spiegel is mijns inziens het taoïstische idee van de belangeloze reflectie te herkennen, gekoppeld aan Indra’s net. Dogen vergelijkt de harten/geesten van de boeddha’s en patriarchen namelijk met naar elkaar gerichte spiegels, die hun beelden eindeloos terugkaatsen. Als een individu in een van de spiegels verschijnt, wordt hij direct oneindig vaak (‘honderd en acht duizend’) en oneindig lang (‘gedurende een moment en gedurende tienduizend jaar’) door dit samenspel gereflecteerd. Overigens is deze gedachte over de spiegel ook aanwezig in de titel van Dogens eerste magnum opus: Shobogenzo betekent letterlijk ‘Schatkamer van het oog van de correcte leer’. Het ‘oog’ staat in het zenboeddhisme over het algemeen voor het inzicht in de werkelijkheid dat een beoefenaar heeft verworven. De titel impliceert verder dat de mens deze kennis als een schat bij zich kan dragen. Omdat ‘het oog’ een soort spiegel is, bundelt het zijn eigen inzicht. Maar wat is deze visie? De werkelijkheid zelf. De titel ‘Schatkamer van het oog van de correcte leer’ betekent dan ook dat de hart/geest de werkelijkheid reflecteert zoals zij is, conform de hierboven aangehaalde passage uit de Zhuangzi. Dit is ‘de correcte leer’ die de Boeddha heeft doorgegeven. Opvallend genoeg hebben alle zenmeesters met dit inzicht dezelfde compassievolle levenshouding, maar kunnen hun filosofische bronnen juist verschillen, bijvoorbeeld preken van de Boeddha zelf of middeleeuwse meesters uit China en Korea. Ook hier komen eenheid en veelheid samen: de erfgenamen van de Boeddha raken aan de ene verlichtingsgeest van hun grote voorganger, maar verschillen qua lichaam en temperament. Uit Dogens invulling van de eeuwige spiegel blijkt bovendien opnieuw dat hij het hart of de geest van de boeddha’s en patriarchen als de locus beschouwt waarin de tienduizend dingen zich als eenheid tonen. Hiermee lijkt hij te impliceren dat de verlichte mens de werkelijkheid als geheel en als één onbeschrijfelijke helderheid kan doorgronden. De meester haast zich echter wel te zeggen dat verlichte geest niet iets is wat de mens kan fixeren: zij is ongrijpbaar. In een ander onderdeel van zijn eerste prekencollectie, Genjokoan, presenteert de zenmeester een uitvoeriger uitwerking van de geest als ‘spiegel van de tienduizend dingen’. Deze wellicht meest geciteerde regels uit Dogens oeuvre bevatten een beschrijving van de boeddhistische beoefening als een pad dat naar steeds grotere openheid voert:

De Weg van de Boeddha bestuderen is jezelf bestuderen. Jezelf bestuderen is jezelf vergeten. Jezelf vergeten is gerealiseerd worden door de tienduizend dingen. Gerealiseerd worden door de tienduizend dingen is lichaam/geest van jezelf en al het andere laten wegvallen. Er is een toestand waarin alle sporen van realisatie vergeten zijn en deze manifesteert de sporen van de vergeten realisatie gedurende een lange, lange tijd.

Ook hier speelt Indra’s net een cruciale rol. In tegenstelling tot wat de term ‘het (laten) wegvallen van lichaam en geest’ in eerste instantie lijkt te betekenen, duidt zij niet op het wegvallen van het onderscheid tussen lichaam en geest, maar op het verdwijnen van de oppositie tussen het individu en de tienduizend dingen. Met andere woorden: tussen ‘zelf ’ en ‘ander’. Wie zijn lichaam en geest laat wegvallen, betreedt Indra’s net en beseft dat hij onlosmakelijk met alles en iedereen is verbonden. Of beter gezegd: hij ontdekt dat hij dit altijd al was. Op die manier wordt het individu gerealiseerd door de tienduizend dingen:

Iemand die realisatie krijgt is als de maan die gereflecteerd wordt in het water: de maan wordt niet nat en het water wordt niet gebroken. Hoewel het maanlicht wijds en groots is, wordt het weerspiegeld in een voet of een el water. De hele maan en de hele hemel worden weerspiegeld in de dauw op een grashalm en worden weerspiegeld in een enkele waterdruppel. Realisatie breekt de mens niet, net zoals dat de maan het water niet doorboort. De persoon hindert de realisatie niet, net zo min als de dauwdruppel de hemel en de maan niet hindert. De diepte [van de een] is de hoogte [van de ander]. Het lang-zijn of het kort-zijn van zijn moment zou onderzocht moeten worden in grote en kleine wateroppervlakten en geobserveerd moeten worden in de breedte en engte van de hemel en de maan.

Dogens beschrijving van het verlichte individu als een wateroppervlak waarin de maan weerspiegeld wordt, vertoont een grote overeenkomst met zijn gedicht Vergankelijkheid:

Met wat zal
Ik de wereld vergelijken?
Maanlicht, gereflecteerd
In dauwdruppels,
Geschud van een
Kraanvogelsnavel.


Een verschil is echter dat de waterdruppeltjes in het gedicht in beweging zijn, terwijl de metafoor uit Genjokoan eerder statisch aandoet. De boodschap die de zenmeester met deze prozapassage wil overdragen is volgens mij dat de geest van de verlichte mens weliswaar een klein onderdeel van het al is, maar toch alles volmaakt en simultaan kan weerspiegelen, à la de individuele parel uit Indra’s net. Een overeenkomst tussen het gedicht en de prozatekst is overigens dat Dogen met de waterdruppels en de maan het principe van de non-obstructie tussen alle dingen illustreert. De maan hoeft geen moeite te doen om de druppel te doordringen en de druppel hoeft geen moeite te doen om het maanlicht te ontvangen. Ze vormen geen obstakel voor elkaar. Met zijn bewering dat een enkele dauwdruppel op een grashalm de hele maan kan reflecteren, lijkt Dogen in één lijn te denken met Zhuang Zi: ‘Het hart van de wijze is een spiegel van hemel en aarde.’ De zenmeester plaatst echter een kanttekening. Volgens hem is het menselijke hart per definitie beperkt: er zijn altijd zaken die ons ontgaan of die wij verkeerd zien. Of, zoals hij het zelf formuleert: ‘Wij zien zo ver als de mate waarin ons oog door studie [dat wil zeggen: het zitten in meditatie – md] is veredeld.’ Voor deze fundamentele beperktheid of illusie van de menselijke geest gebruikt Dogen het beeld van de gebroken spiegel, in het Japans hakyo genaamd. In tegenstelling tot een voor de hand liggende duiding betekent dit beeld echter niet dat de geest van de mens eens een gave spiegel was, die op een zeker moment stukviel. In tegendeel: de spiegel van de geest is altijd gebroken geweest en zal altijd gebroken blijven. Dit ontnuchterende beeld impliceert echter niet dat de mens moet ophouden met mediteren. Het komt er volgens Dogen juist op aan om vanuit gebrokenheid zo veel mogelijk alles om je heen in openheid te reflecteren, in de wetenschap dat je het gehele beeld nooit ziet. Op die manier vormt zenmeditatie een constant herhaalde oefening in falen, die herinnert aan de beroemde zinnen van Samuel Beckett uit Worstward Ho (1983):

Ever tried. Ever failed. No matter. Fail again. Fail better.

De mens kan zich levenslang oefenen in de compassievolle verbinding met alle dingen.

Klik hier voor het programma van zaterdag 16 november met o.a. Michel Dijkstra.