Verlangen naar verbinding
© foto rients/zen.nl

Verlangen naar verbinding



Soms trekt de titel van een boek zo erg aan je, dat je het wel moet kopen. Dat overkwam mij met het boek van Brené Brown. De titel luidt: Verlangen naar verbinding. De ondertitel is al even intrigerend: er echt bij horen en de moed om alleen te staan.

Anjo Keunen, zen.nl ‘s-Hertogenbosch

Was het verlangen naar verbinding voor mij niet de reden om bij zen.nl te blijven mediteren? Hoe veel moeite heeft het mij niet gekost me thuis te voelen! Ik herinner me dat ik in de eerste maanden wel eens dacht: Nee, hier vind ik het ook niet. Toch ben ik gebleven. En daar ben ik content mee. Brené Brown is – voor zover ik heb kunnen achterhalen – geen (zen)boeddhist. Spiritueel is ze wel, zoals onder meer blijkt uit de zin: ‘Spiritualiteit is erkennen en vieren dat we allemaal onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn door een kracht die groter is dan wijzelf.’ In haar boek refereert ze aan de Wat een rotwereld-les van Pema Chödrön, een Amerikaanse boeddhistische leraar. Ook schrijft ze over haar samenwerking met Joan Halifax, eveneens een Amerikaanse (zen)boeddhistische leraar.

Brené Brown is een 52-jarige Amerikaanse hoogleraar. Ze doet al meer dan twaalf jaar onderzoek naar kwetsbaarheid, moed, authenticiteit en schaamte. Voor haar boek put ze uit gegevens van haar eigen kwalitatieve onderzoeken op basis van de Grounded Theory Approach. Het doel van die benadering is theorieën ontwikkelen op basis van ervaringen van de mensen zelf. Brown citeert internationale wetenschappers, en haar voorbeelden ontleent ze voornamelijk aan de Amerikaanse maatschappij. Daar heb ik door heen gelezen, want die zijn gemakkelijk te vertalen naar onze eigen samenleving, zoals ik met een voorbeeld duidelijk zal maken.
         Voor mij heeft haar betoog een hoog zen-gehalte, de moeite van een samenvatting waard. Ook omdat het handvatten geeft voor actuele onderwerpen zoals de toenemende eenzaamheid en hoe je bij de pijn van een ander kunt blijven. De kern is krachtig weer te geven door een aangehaald citaat van Maya Angelou: ‘Je bent pas vrij als je je realiseert dat je nergens bij hoort – dat je overal bij hoort – op geen enkele plek. De prijs is hoog. De beloning is groot.’ Het gaat erover dat ‘ergens bij horen’ begint met ‘bij jezelf horen’, compassie hebben met jezelf. Erbij horen is iets wat van binnen zit, iets dat in je hart zit. Niets van buiten en niemand anders dan jijzelf kan een langdurig gevoel van erbij horen tot stand brengen. Maar vooralsnog zijn we geconditioneerd, en leren we onze kinderen zich te richten op de ander, zich aan te passen om geaccepteerd te worden, om ‘erbij te horen’, om de pijn van het alleen staan niet te voelen, om kwetsbaarheid niet te hoeven tonen. In onze maatschappij wordt volwassen zijn geassocieerd met iemand zijn op wie anderen kunnen rekenen, niet met iemand die autonoom en solitair is.

Alleen zijn
Pijn en moed komen geregeld terug in het boek. Er echt bij horen betekent niet dat je moet veranderen wie je bent, maar dat je bent wie je bent. Hoe zet je nu de stap naar ‘bij jezelf horen’? Dat begint met stoppen te zoeken naar bevestiging dat je er niet bij hoort – mooie zin, vond ik, een doordenkertje – en werken aan zelfacceptatie, jezelf worden, je authenticiteit ontdekken – we doen op ons meditatiekussen niets anders! En als je daaraan wilt werken, zul je de moed moeten hebben om alleen te staan. Brown heeft het over het betreden van de wildernis. Onontbeerlijk daarvoor is vertrouwen in onszelf en in de ander. We zullen moeten leren omgaan met de spanning van veel paradoxen zoals het belang van samen zijn én van alleen zijn, je alleen voelen én je sterk voelen. ‘De paradox behoort tot ons grootste spirituele bezit, alleen de paradox kan de volheid van het bestaan bij benadering bevatten’, schrijft Carl Jung.
         Alleen zijn kan heel krachtig en helend zijn. Eenzaamheid ontstaat op plaatsen waar we geen levende verbinding voelen, of we nu met anderen of alleen zijn. Een bijzondere vergelijking vond ik die tussen eenzaamheid voelen en honger of dorst hebben, neurobiologisch onderzoek wijst uit dat die overeenkomst vertonen. Honger betekent behoefte aan voedsel, dorst behoefte aan drinken. En eenzaamheid betekent dat je behoefte hebt aan het voelen van verbinding. We hebben het nodig om te overleven. We zijn voorgeprogrammeerd om erbij te horen. Ik vond dit troostend om te lezen. Hoe vaak schamen we ons niet als we ons eenzaam voelen en ligt er een taboe op erkennen dat je je eenzaam voelt. Eenzaamheid is een waarschuwingssignaal dat we verbondenheid missen en hopelijk hebben we dan de kracht om er actief naar op zoek te gaan.

Collectieve pijn
Uit haar onderzoek naar ‘erbij horen’ komt naar voren dat onze huidige maatschappij zich kenmerkt door een wij-tegenover-zij-cultuur heerst, wat een spiritueel isolement creëert. Brown beschrijft hoe we onze ‘onlosmakelijke’ verbondenheid verbroken hebben, door angsten, door alles op te delen en iedereen in hokjes te plaatsen, door ontmenselijking van bepaalde groepen mensen. Vervolgens beschrijft ze hoe we die verbindingen kunnen herstellen, hoe we de weg naar elkaar weer kunnen vinden. Daarvoor zijn slechts vier elementen nodig, waaraan Brown vier hoofdstukken wijdt.

1. Het is moeilijk om van dichtbij een hekel aan mensen te hebben. Zoom in!
2. Eerlijk zeggen dat iets bullshit is en je fatsoen bewaren.
3. Hand in hand. Met vreemden.
4. Sterke rug. Zachte voorkant. Een wild hart.

Het hoofdstuk ‘Hand in hand. Met vreemden’ bracht mij een nieuw inzicht waar ik ontzettend blij mee ben. Ik heb een hekel aan (massa)bijeenkomsten, denk aan het festival van het levenslied, de gay-parade, begrafenissen, feesten en partijen, demonstraties. Niks voor mij (bubbel). En stiekem ben ik jaloers (nog een bubbel), want die mensen lijken wél een gevoel van samenhorigheid te ervaren. Brown betoogt dat het voorbeelden van collectieve vreugde en pijn zijn, sacrale ervaringen, en ze adviseert doelbewust contact te zoeken met mensen die anders zijn. We moeten leren luisteren, lastige gesprekken voeren, nieuwsgierig zijn naar de ander, momenten van saamhorigheid zoeken, niet passief maar actief. En daarom heb ik iemand met wie ik best wel wat moeite had, uitgenodigd om mee te gaan naar de sing along-opera avond in ’s-Hertogenbosch. Ze zei ja. Het was een goede ervaring.
         Een goed Nederlands voorbeeld van collectieve pijn en hoe we daar een sacrale ervaring van verbondenheid van maakten, waren de rituelen bij het terugbrengen van de stoffelijke resten van de slachtoffers van de MH17-ramp, het verwelkomen van de lijkkisten op vliegveld Eindhoven, de ceremonie waarmee de kisten naar de zwarte lijkwagens gedragen werden, de lijkstoet en de mensen op de viaducten en langs de kant van de weg. We kunnen leren bij anderen aanwezig te zijn, zonder op te offeren wie we zelf zijn. Een ervaring van collectieve pijn verlost ons niet van verdriet of rouw, maar herinnert ons eraan dat we niet alleen staan en dat ‘ons gebroken hart verbonden is met elk hart dat sinds het begin der tijden pijn heeft gekend.’
         Het hoofdstuk ‘Sterke rug. Zachte voorkant. Een wild hart’ is gebaseerd op de boeddhistische benadering. Als we dagelijks willen oefenen er echt bij te horen, hebben we een sterke rug en een zachte voorkant nodig. We moeten ons zowel moedig als kwetsbaar opstellen. Maar er is meer voor nodig, namelijk een wild hart. Als we de wildernis (het alleen zijn, naar onze zen-praktijk vertaald: mediteren, sesshin) verlaten, laat dit zijn sporen na in ons hart: we zullen ons voortaan pijnlijk bewust zijn van de keuzes die we maken: de keuze om trouw te zijn aan onszelf of de keuze om dat niet te zijn. Het wilde hart zal zich verzetten tegen aanpassing, en rouwen om verraad. Het wilde hart is sterk en zacht, moedig en bang, fel en vriendelijk. Alles tegelijkertijd, zich bewust van de pijn in de wereld en zijn eigen pijn niet kleiner makend. Het wilde hart kan de spanning overbruggen tussen het ervaren van het leed in de wereld en het koesteren van onze eigen momenten van vreugde.
         Op een van de laatste pagina’s vond ik nog iets bijzonder inspirerends en troostends over het opvoeden van onze kinderen. Velen van ons, ook ik, hebben onze kinderen opgevoed vanuit een eigen bang hart: bezorgd, beter weten, verwennen, willen behoeden voor fouten en pijn. En dan schrijft Brené Brown, die eerlijk is over haar eigen bange hart, dat het onze taak is kinderen te helpen in zichzelf te geloven en bij zichzelf te horen. Wij moeten weerstand bieden aan de neiging om hen achterna te lopen om de wildernis veiliger en beschaafder te maken. Als wij onze kinderen willen behoeden voor de pijn van het alleen zijn, dan doen we dat niet voor hun bestwil, maar om onze eigen angst te bezweren en om onszelf prettig te voelen, schrijft Brown. Ook het hart van onze kinderen moet immers de wildernis leren kennen. Voor mij is dat een reden te meer om telkens weer op het meditatiekussen te gaan zitten.

Verlangen naar verbinding